zomer

Nederlands

zomer

Uitspraak

• Geluid:  zomer    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• zo·mer

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘jaargetijde’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236
• Verwant met het Oudindische sama (jaargetijde, jaar).

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	zomer	zomers
verkleinwoord	zomertje	zomertjes

Zelfstandig naamwoord

de zomer m

1. (meteorologie) jaargetijde tussen lente en herfst

   ▸ De hemel van de zomer verjaagt het zuur van de stad, zong Charles Trenet al: 'Wij zijn gelukkig, Route Nationale 7.'

   ▸ In het woestijndorp Agua Dulce, 725 kilometer van de Mexicaanse grens, bleef ik drie nachten logeren in de tuin van de Saufley’s, een familie die al 20 jaar Trail Angels zijn en hun tuin de hele zomer open stellen voor PCT-hikers.

Hyponiemen

• festivalzomer, hoogzomer, kwakkelzomer, midzomer, nazomer, oudewijvenzomer, overzomer, overzomeren, sportzomer, voorzomer

Afgeleide begrippen

   

donkere zomerzandbij lichte zomerzandbij verzomeren zomeraanbieding zomeraardappel zomerachtig zomeractie zomeractiviteit zomeradonis zomeralsem zomerandoorn zomerappel zomerbaan zomerband zomerbed zomerbedding zomerbij zomerbitterling zomerbladroller zomerbloeiend zomerbloeier zomerbloem zomerbloesem zomerbreedte zomerbremspanner zomerbroek zomercampagne zomercarnaval zomercheque zomercliffhanger zomercollectie zomerconcert zomercursus zomerdag zomerdienst zomerdienstregeling zomerdiesel zomerdijk zomerdracht zomerdriehoek zomerdrukte zomerduinmot zomereczeem zomereditie zomereendagsvlieg zomereendagsvliegen zomereik zomerelfje zomeren zomererebia zomerevenement zomerexpositie zomerfeest zomerfestival zomerfijnstraal zomerfilm zomerfruit zomergast zomergerst zomergevoel zomergewas zomergoed zomergraan zomergriep zomergroente zomerhalfjaar zomerhangmatspin zomerhausse zomerhit zomerhitte zomerhoed zomerhoofdstad zomerhuis zomerhuisje zomerijs zomerjack zomerjapon zomerjas zomerjurk zomerkade zomerkamp zomerkampioenschap zomerkermis zomerkeuken zomerkleding zomerkleed zomerkleren zomerkoninkje zomerkoren zomerkost zomerkostuum zomerland zomerlek zomerlicht zomerlinde zomerlucht zomermaand zomermantel zomermarkt zomermode zomernummer zomeroffensief zomeronderbreking zomeropruiming zomeroutfit zomerpak zomerpaleis zomerpanterspin zomerpauze zomerpeer zomerpeil zomerperiode zomerpiek zomerpolder zomerpostzegel zomerprogramma zomerprogrammering zomerpunt zomerreces zomerreeks zomerregeling zomerregen zomerreiziger zomerresidentie zomerrogge zomerschoen zomerschool zomerschroeforchis zomerseizoen zomerserie zomershow zomerslaap zomersmering zomersmog zomersolstitium zomerspel zomerspelen zomerspikkelbladroller zomersport zomersproet zomerstop zomerstorm zomertaling zomertangare zomertarwe zomertemperatuur zomertentoonstelling zomertijd zomertortel zomertournee zomertraining zomertruffel zomertrui zomeruitverkoop zomeruniversiteit zomeruur zomervacht zomervagen zomervakantie zomervalgen zomerverblijf zomerviolier zomervlaag zomervlinder zomervlucht zomervogel zomervrucht zomerwarmte zomerweek zomerweer zomerwende zomerwerk zomerwerker zomerwielwebspin zomerwind zomerzaksikkelmot zomerzandbij zomerzegel zomerzitting zomerzon zomerzonnestilstand zomerzonnewende zomerzotheid

Verwante begrippen

	lente	voorjaar	zomer	herfst	najaar	winter
ochtend morgen	lenteochtend lentemorgen	voorjaarsochtend voorjaarsmorgen	zomerochtend zomermorgen	herfstochtend herfstmorgen	najaarsochtend najaarsmorgen	winterochtend wintermorgen
middag	lentemiddag	voorjaarsmiddag	zomermiddag	herfstmiddag	najaarsmiddag	wintermiddag
avond	lenteavond	voorjaarsavond	zomeravond	herfstavond	najaarsavond	winteravond
nacht	lentenacht	voorjaarsnacht	zomernacht	herfstnacht	najaarsnacht	winternacht

Uitdrukkingen en gezegden

Één zwaluw maakt nog geen zomer.

• Slechts één positief teken duidt nog niet op een volledig herstel, volledige winst enz.

De zomer is dood.

• De zomer is voorbij (o.a. in Voorstad van Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot).

Vertalingen

    1.   

Afrikaans: somer (af) Albanees: verë (sq) Arabisch: الصَّيْف (ar) Aragonees: estiu (an) Asturisch: branu (ast) Aymara: jallupacha (ay) Azeri: yay (az) Baskisch: uda (eu) Bosnisch: ljeto (bs) Bretons: hañv (br) Bulgaars: лято (bg) Catalaans: estiu (ca) m Chinees: 夏天  (zh) Deens: sommer (da) g Duits: Sommer (de) m Engels: summer (en) Esperanto: somero (eo) Estisch: suvi (et) Faeröers: summar (fo) Fins: kesä (fi), suvi (fi) Frans: été (fr) m Fries: simmer (fy) Galicisch: verán (gl) Grieks: καλοκαίρι (el) Guarani: arahaku (gn) Gujarati: ગ્રીષ્મૠતુ  (gu) Hebreeuws: קיץ  (he) Hindi: गर्मी का मौसम (hi) Hongaars: nyár (hu) Iers: samhradh (ga) IJslands: sumar (is) o Indonesisch: musim panas (id) Inupiak: auraq (ik) Italiaans: estate (it) v Japans: 夏 (ja) Koerdisch: havîn (ku) v Koreaans: 여름 (ko) Kroatisch: ljeto (hr)

Latijn: aestas (la) Lets: vasara (lv) Limburgs: zoemer (li) Litouws: vasara (lt) Lojban: crisa (jbo) Macedonisch: лето (mk) Malagasy: fahavaratra (mg) Maori: raumati (mi) Mongools: зун (mn) Napolitaans: staggióne Noors: sommer (no) m Nynorsk: sommar (nn) m Occitaans: estiu (oc) Oekraïens: літо (uk) Papiaments: somer Perzisch: تابستان (fa) Pools: lato (pl) o Portugees: verão (pt) Punjabi: ਗਰਮੀ  (pa) Quechua: ruphaymit'a  (qu) Roemeens: vară (ro) v Russisch: лето (ru) o Sanskriet: ऊष्ण (sa) Servisch: лето (sr) Siciliaans: stati (scn) Sloveens: polétje (sl) Slowaaks: leto (sk) Spaans: verano (es) m Swahili: kiangazi (sw) Tagalog: tag-araw (tl) Thai: ฤดูร้อน  (th) Tsjechisch: léto (cs) Turks: yaz (tr) Welsh: haf  (cy) Wit-Russisch: лета (be) Zoeloe: ihlobo (zu) Zweeds: sommar (sv) g

Gangbaarheid

• Het woord zomer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zomer" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.