zoeker
Uiterlijk
- zoe·ker
- Naamwoord van handeling van zoeken met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zoeker | zoekers |
verkleinwoord | zoekertje | zoekertjes |
de zoeker m
- iemand die zoekt
- Hij is altijd een beetje een zoeker gebleven.
- (fotografie) een instrumentje op of aan een camera dat het richten ervan vergemakkelijkt, een richtmiddel
- Eindelijk werd zijn geduld beloond en had hij een sneeuwluipaard in zijn zoeker.
- een lijst of catalogus die het zoeken van een product of dienst vergemakkelijkt
- (informatica) een elektronische versie van [3]
- [2] vizier
2. een richtmiddel op een camera of vuurwapen
- Het woord zoeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zoeker" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Fotografie in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %