vitamine
Uiterlijk
- vi·ta·mi·ne
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vitamine | vitaminen vitamines |
verkleinwoord | vitaminetje vitamientje |
vitaminetjes vitamientjes |
- (medisch) (voeding) een stof die het lichaam in kleine hoeveelheden nodig heeft, maar niet of bijna niet door het lichaam zelf aangemaakt kan worden en derhalve in voldoende mate via voedsel of supplement ingenomen moet worden
- ▸ Elke doos bevatte ontbijtrepen, noten, rozijnen, tortillas en noodles, aangevuld met wc-papier en pillen zoals vitamines en visolie.[3]
- hypovitaminose, vitaminegebrek, vitamineloos, vitaminepil, vitaminepreparaat, vitaminestoot, vitaminetablet
1. een stof die het lichaam in kleine hoeveelheden nodig heeft, maar niet of bijna niet door het lichaam zelf aangemaakt kan worden en derhalve in voldoende mate via voedsel of supplement ingenomen moet worden
- Het woord vitamine staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vitamine" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "vitamine" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vitamine op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be