verhoor
Uiterlijk
- ver·hoor
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verhoor | verhoren |
verkleinwoord | verhoortje | verhoortjes |
het verhoor o
- een indringende ondervraging van een gevangene of verdachte
- In het verhoor kreeg de politie weinig van hem los.
1. een indringende ondervraging van een gevangene of verdachte
vervoeging van |
---|
verhoren |
verhoor
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhoren
- Ik verhoor.
- gebiedende wijs van verhoren
- Verhoor!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhoren
- Verhoor je?
- Het woord verhoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verhoor" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be