verband

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  verband    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ver·band

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	verband	verbanden
verkleinwoord	verbandje	verbandjes

Zelfstandig naamwoord

het verband o

1. (medisch) een strook stof om een wond e.d. mee af te dekken

   • De verpleegster legde een nieuw verband aan omdat het oude helemaal vies was geworden. 

2. gezamelijke verandering

   • Zou er een verband zijn tussen sporten en roken? 

3. (bouwkunde) het ten opzichte van elkaar laten verspringen van verbindingsnaden

Synoniemen

• [1] zwachtel
• [2] relatie, samenhang, schakel, connectie, correlatie

Hyponiemen

   

EG-verband EU-verband Koninkrijksverband NAVO-verband VN-verband bloedverband cao-verband clubverband coalitieverband commissieverband competitieverband concernverband damesverband desault-verband dienstverband draagverband drukverband dwarsverband familieverband gezinsverband gipsverband groefverband groepsverband halfsteensverband hoedverband houtverband internaatsverband keperverband kerkverband kettingverband klassenverband klasverband knevelverband koninkrijksverband koppelverband koppenverband kraamverband kruisverband langsverband leefverband maandverband metselverband noodverband partijverband pijlerverband plantverband ploegverband priesnitzverband priessnitz-verband rekverband samenlevingsverband samenwerkingsverband schildpadverband schoolverband shiftverband snelverband spalkverband staatsverband stadsverband stamverband steenverband teamverband verenigingsverband visgraatverband vlootverband wedstrijdverband werkgeversverband werkverband wijkverband windverband zinsverband

Afgeleide begrippen

   

buitenverbandgemeente verbandbrief verbandcontrole verbanddeel verbanddoos verbandgaas verbandkamer verbandkist verbandleer verbandmateriaal verbandmeester verbandmiddel verbandplaats verbandschaar verbandschrift verbandscontrole verbandspray verbandstof verbandtrommel verbandwatten

Uitdrukkingen en gezegden

• in verband met

in samenhang met

∗ Het was een woord dat hij alleen gebruikte of zelfs maar dacht in verband met haar, zelfs niet in verband met de kinderen.

Vertalingen

    1. een stuk stof om een wond e.d. mee af te dekken   

Engels: bandage (en)

Spaans: venda (es) v, vendaje (es) m

    2. gezamelijke verandering   

Engels: connection (en)

Gangbaarheid

• Het woord verband staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verband" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.