trumeau
Uiterlijk
- tru·meau
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trumeau | trumeaus |
verkleinwoord | trumeautje | trumeautjes |
de trumeau m
- (bouwkunde) een middenpilaar of middenpijler in een brede deurpartij
- Een trumeau is vaak bij het portaal van een kerk of kathedraal aan te treffen.
- Het woord 'trumeau' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trumeau" herkend door:
17 % | van de Nederlanders; |
19 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be