[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

toucheren

Uit WikiWoordenboek
  • tou·che·ren
  • Afgeleid van het Franse toucher (met het achtervoegsel -eren). In de betekenis van ‘licht aanraken’ voor het eerst aangetroffen in 1228 [1][2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
toucheren
toucheerde
getoucheerd
zwak -d volledig

toucheren overgankelijk

  1. overgankelijk (medisch) inwendig onderzoeken met de vingers
  2. overgankelijk, (financieel) (een vergoeding) in ontvangst nemen
     Hij hield het parlement voor dat er vakbondsleiders zijn die beleidsadviseurs zijn van de regering en elke maand hun loon toucheren, maar toch op straat marcheren om te roepen dat het beleid omgebogen moet worden, terwijl zij ook debet zijn aan het gevoerde beleid.[3]
  3. overgankelijk (sport) aanraken, treffen
  4. overgankelijk, (verouderd) licht aanraken
96 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]