telefon

Niet te verwarren met: Telefon

Hongaars

Uitspraak

• Geluid:  telefon    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈtɛlɛfon/

Woordafbreking

• te‧le‧fon

Zelfstandig naamwoord

telefon

1. telefoon

Indonesisch

Woordafbreking

• te·le·fon

Woordherkomst en -opbouw

• uit het Nederlands "telefoon"

Zelfstandig naamwoord

telefon

1. schrijfwijze voor telepon "telefoon"

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /tələˈfuːn/

Woordafbreking

• te·le·fon

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Griekse τῆλε (tēle; op afstand) und φωνή (phōnē; geluid).
• Afleiding van tele met het achtervoegsel -fon.

Naar frequentie	1022

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	telefon	telefonen	telefoner	telefonene
genitief	telefons	telefonens	telefoners	telefonenes

Zelfstandig naamwoord

telefon m

1. telefoon, telefoontoestel
2. telefoonnetwerk
3. telefoongesprek

Afgeleide begrippen

• [1]: felttelefon
• [1]: hustelefon
• [1]: mobiltelefon
• [3]: telefonoppringning

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /tələˈfuːn/

Woordafbreking

• te·le·fon

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Griekse τῆλε (tēle; op afstand) und φωνή (phōnē; geluid).
• Afleiding van tele met het achtervoegsel -fon.

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	telefon	telefonen	telefonar	telefonane

Zelfstandig naamwoord

telefon m

1. telefoon, telefoontoestel
2. telefoonnetwerk
3. telefoongesprek

Afgeleide begrippen

• [1]: felttelefon
• [1]: hustelefon
• [1]: mobiltelefon
• [3]: telefonoppringning

Pools

Uitspraak

• IPA: /tɛˈlɛfɔ̃n/

Woordafbreking

• te·le·fon

Zelfstandig naamwoord

telefon m

1. telefoon

   «Możesz używać tego czarnego telefonu do wykonywania rozmów.»

   Je kunt de zwarte telefoon gebruiken om te telefoneren.

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	telefon	telefony
genitief	telefonu	telefonów
datief	telefonowi	telefonom
accusatief	telefon	telefony
instrumentalis	telefonem	telefonami
locatief	telefonie	telefonach
vocatief	telefonie	telefony

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /tɛlɛfɔn/

Woordafbreking

• te·le·fon

Zelfstandig naamwoord

telefon monbezield

1. (telecommunicatie) telefoon

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	telefon	telefony
genitief	telefonu	telefonů
datief	telefonu	telefonům
accusatief	telefon	telefony
vocatief	telefone	telefony
locatief	telefonu	telefonech
instrumentalis	telefonem	telefony

Afgeleide begrippen

telefonát monbezield telefónek monbezield telefonický telefonie v

telefonista mbezield telefonní telefonovat imperfectief

Verwante begrippen

• telefonicky (bw.)
• telefonistka v
• telefonování o
• zatelefonovat

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)

Turks

Woordafbreking

• te·le·fon

	enkelvoud	meervoud
nominatief	telefon	telefonlar
genitief	telefonun	telefonların
datief	telefona	telefonlara
accusatief	telefonu	telefonları
locatief	telefonda	telefonlarda
ablatief	telefondan	telefonlardan

Zelfstandig naamwoord

telefon

1. telefoon, telefoontoestel
2. telefoon (communicatiemiddel)

Zweeds

Uitspraak

• Geluid:  telefon    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• te·le·fon

Zelfstandig naamwoord

telefon g

1. telefoon

Verbuiging

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	telefon	telefonen	telefoner	telefonerna
genitief	telefons	telefonens	telefoners	telefonernas

Afgeleide begrippen

• hemtelefon, mobiltelefon, telefonautomat, telefonavlyssning, telefonförbindelse, telefonhytt, telefonkatalog, telefonnummer