stouwen
Uiterlijk
- stou·wen
stouwen [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stouwen |
stouwde |
gestouwd |
zwak -d | volledig |
- goederen in een laadruimte laden, zodanig dat het niet kan gaan schuiven
- (figuurlijk) iets anders dan goederen ergens opbergen
- Om maar te zeggen: wie zelf geen half miljoen op een effectenrekening kon stouwen, moet daarom niet minder deernis opbrengen voor wie daarop wel dat nieuwe taksje moet betalen. Want ‘het komt binnen’, zoals een bankier getuigde: ‘De effectentaks leeft enorm onder het cliënteel. Het is de belasting te veel’[4]
- Ik moet toegeven dat ik zelf minder perfectionistisch ben dan pakweg een jaar geleden. Misschien is dat perfectionisme in de eerste plaats de luxe ruimte over te hebben in het hoofd, om het vol van buiten geleerde tekst te stouwen. Het is ondertussen moeilijker om telkens de opslagruimte te vinden. Het compromis, liever niet, maar het maakt je doorgaans wel aardiger.[5]
- heel veel eten
- Het IOC is niet van plan om een vervanger te zoeken. En troost, voor de atleten althans: volgend jaar op de Winterspelen in het Zuid-Koreaanse Pyeongchang zal voor het laatst een vestiging in het olympisch atletendorp aanwezig zijn. Nog één keer twintig Big Mac’s gratis naarbinnen stouwen.[6]
- [1] vastduwen, proppen, bergen, stoppen, pakken, laden, persen, dringen, stuwen
- [2] vreten, schrokken
- Het woord stouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stouwen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "stouwen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stouwen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard AAF BRANDT CORSTIUS 6 maart 2014,
- ↑ de Standaard VRIJDAG 6 OKTOBER 2017
- ↑ de Standaard ZATERDAG 17 JUNI 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 92 %