[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

stippelde uit

Uit WikiWoordenboek
  • stip·pel·de uit
vervoeging van
uitstippelen

stippelde uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitstippelen
    • Ik stippelde uit. 
    • Jij stippelde uit. 
    • Hij, zij, het stippelde uit.