schonkig
Uiterlijk
- schon·kig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | schonkig | schonkiger | schonkigst |
verbogen | schonkige | schonkigere | schonkigste |
partitief | schonkigs | schonkigers | - |
schonkig
- grofgebouwd, met grote botten
- Achter de tap stond niet Blauwe Jaap, de oude kastelein, doch een schonkige vrouw van middelbare leeftijd. [2]
- Het woord schonkig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schonkig" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
29 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Sedert 1858?
- ↑ De avond valt & Welverdiende onrust S. CarmiggeltSingel Uitgeverijen, 2011, ISBN 9789029581134
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ig in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 54 %
- Prevalentie Vlaanderen 29 %