saxofoon

Het mondstuk met enkelriet van een saxofoon

Saxofoon

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  saxofoon    (hulp, bestand)
• IPA: /sɑkso'fon/

Woordafbreking

• saxo·foon

Woordherkomst en -opbouw

• van Frans saxophone, in de betekenis van ‘blaasinstrument’ voor het eerst aangetroffen in 1870
  eponiem, op te vatten als afgeleid van Sax met het achtervoegsel -foon met het invoegsel -o-, naar de Belgische instrumentbouwer A. Sax die het instrument in 1841 uitvond

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	saxofoon	saxofoons saxofonen
verkleinwoord	saxofoontje	saxofoontjes

Zelfstandig naamwoord

de saxofoon m

1. (muziekinstrument) een houtblaasinstrument met een enkelriet

   • De saxofoon is op het mondstuk na, van messing gemaakt. 

Hyperoniemen

• muziekinstrument, aerofoon, houtblaasinstrument, enkelrietinstrument

Hyponiemen

• altsaxofoon, baritonsaxofoon, bassaxofoon, contrabassaxofoon, piccolosaxofoon, sopraansaxofoon, sopraninosaxofoon, soprillosaxofoon, tenorsaxofoon

Afgeleide begrippen

• saxofonist, saxofoonblazer, saxofoonconcert, saxofoonkwartet

Verwante begrippen

• fagot, hobo, klarinet, droeftoeter

Vertalingen

    1. een metalen blaasinstrument met een enkel riet   

Deens: saxofon (da) Duits: Saxophon (de) o Engels: saxophone (en) Esperanto: saksofono (eo) Fins: saksofoni (fi) Frans: saxophone (fr) m Italiaans: sassofono (it) m

Noors: saksofon (no) Papiaments: saksofon Pools: saksofon (pl) Portugees: saxofone (pt) m Spaans: saxofón (es) m, saxófono (es) m Zweeds: saxofon (sv)

Gangbaarheid

• Het woord saxofoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "saxofoon" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.