[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

rekenen

Uit WikiWoordenboek
  • re·ke·nen
  • In de betekenis van ‘tellen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1]
  • rekenen op
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rekenen
rekende
gerekend
zwak -d volledig

rekenen

  1. inergatief (wiskunde) getallen manipuleren
    • Hij rekent erg langzaam, maar wel foutloos. 
  2. inergatief in rekening brengen, factureren
    • Deze garage rekent veel voor het vervangen van een uitlaat. 
  3. inergatief ~ op vast vertrouwen op de uitkomst van een berekening of afspraak
    • Daar was niet op gerekend. 
     Het is buiten de kwelzucht van de parcoursbouwers gerekend. Hier lag de afgelopen drie keer de eindstreep, maar verderop hebben ze een onverhard pad laten aanleggen. Nog wat verder omhoog, heren![2]
  • jezelf rijk rekenen
denken dat je rijker bent dan je eigenlijk bent
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]