pluk

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  pluk    (hulp, bestand)
• IPA: /plɵk/

Woordafbreking

• pluk

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	pluk	plukken
verkleinwoord	plukje	plukjes

Zelfstandig naamwoord

de pluk m

1. uitgetrokken bundeltje

   • Tijdens de vechtpartij verloren beide meisjes een pluk haar. 

2. het plukken

   • Vaak helpen buitenlanders mee met de pluk van fruit. 

Anagrammen

• pulk

Verwante begrippen

• oogst

Hyponiemen

• haarpluk, kersenpluk, koffiepluk, theepluk

Vertalingen

    1. uitgetrokken bundeltje   

Duits: Büschel (de) o Engels: tuft (en)

Noors: dott (no) m

    2. het plukken   

Spaans: recolección (es) v

Werkwoord

vervoeging van
plukken

pluk

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plukken
   

   • Ik pluk. 

2. gebiedende wijs van plukken
   

   • Pluk! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plukken
   

   • Pluk je? 

Afgeleide begrippen

   

pluk-ze-wet pluk-ze-wetgeving pluk-ze-zaak plukappel plukgeld plukhaak plukharen plukloon plukpenning plukrijp plukschuld pluksgewijs pluksla pluktijd plukvers tulpenpluktuin

Gangbaarheid

• Het woord pluk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pluk" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Afrikaans

Uitspraak

• IPA: /plœk/

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Nederlandse plukken

Werkwoord

pluk

1. plukken

Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

pluk m

1. (militair) regiment; een legereenheid, afdeling van de strijdkrachten

Synoniemen

• (verouderd) regiment m

Afgeleide begrippen

• plukovník m
• plukovný

Verwante begrippen

• plukovníčka v
• plukovnícky
• plukovníctvo o

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /plʊk/

Woordafbreking

• pluk

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Proto-Slavische *pъlkъ

Zelfstandig naamwoord

pluk monbezield

1. (militair) regiment; een legereenheid, afdeling van de strijdkrachten

   «Na cestě k Lípě stáli posléz proti sobě 49. pluk pruský a 49. pluk rakouský.»

   Op de weg naar Lípa stonden het Prusische 49e regiment en het Oostenrijkse 49e regiment tegenover elkaar.

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	pluk	pluky
genitief	pluku	pluků
datief	pluku	plukům
accusatief	pluk	pluky
vocatief	pluku	pluky
locatief	pluku	plucích
instrumentalis	plukem	pluky

Synoniemen

• (verouderd) regiment monbezield

Afgeleide begrippen

• plukovní
• plukovník mbezield
• plukový

Verwante begrippen

• generálplukovník mbezield
• plukovnice v
• plukovnický
• plukovnictví o
• podplukovník mbezield

Anagrammen

• pukl

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch / Duits)