pienter
Uiterlijk
- pien·ter
- Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘slim’ voor het eerst aangetroffen in 1906 [1]
- van het Javaanse pinter "slim, bekwaam"
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | pienter | pienterder | pienterst |
verbogen | pientere | pienterdere | pienterste |
partitief | pienters | pienterders | - |
pienter
- zeer slim
- Hij is een pientere knaap.
- Het woord pienter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pienter" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "pienter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be