oorverscheurend
Uiterlijk
- oor·ver·scheu·rend
- samenstelling van oor zn en verscheurend zn
oorverscheurend [1]
- heel erg luid
- ▸ De baas hield meer van zijn varkens dan van zijn vrouw, ze zeien, wanneer ze geslacht moesten worden had hij altijd van te voren verdriet; hij kocht zoo spoedig mogelijk een paar nieuwe biggen die oorverscheurend gilden wanneer ze bij hun ooren in de zak werden getild op de donkere varkensmarkt.[2]
- Het woord 'oorverscheurend' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jacobus” (1930), Saga, ISBN 9788728433317