onbetrouwbaar
Uiterlijk
- on·be·trouw·baar
- Afgeleid van betrouwbaar met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbetrouwbaar | onbetrouwbaarder | onbetrouwbaarst |
verbogen | onbetrouwbare | onbetrouwbaardere | onbetrouwbaarste |
partitief | onbetrouwbaars | onbetrouwbaarders | - |
onbetrouwbaar
- niet te vertrouwen
- Het is een onbetrouwbare man.
- ▸ Maar wat antwoordde mama op de vraag over Stalin? Nu, vijftien jaar later, wordt de herinnering, de hoogst onbetrouwbare herinnering, aangevuld met veronderstellingen, een soort reconstructie van wat mama geantwoord moest hebben omdat ze was wie ze was, net als wij allemaal in de familie Lauritzen.[1]
1. niet te vertrouwen
- Het woord onbetrouwbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onbetrouwbaar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be