normaliseren
Uiterlijk
- nor·ma·li·se·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
normaliseren |
normaliseerde |
genormaliseerd |
zwak -d | volledig |
normaliseren [1]
- terug brengen naar wat normaal is, herstellen
- EU-buitenlandvertegenwoordiger Federica Mogherini haalde dinsdagavond de presidenten en premiers van Servië en Kosovo naar Brussel voor een vervroegde nieuwe ronde van de ‘Belgrado-Pristina-onderhandelingen’. Deze door de EU gestuurde dialoog moet de relaties normaliseren tussen Servië en zijn voormalige provincie Kosovo, die in 2008 onafhankelijkheid uitriep. Servië weigert Kosovo te erkennen als soevereine staat. [2]
- zorgen dat bij een geluidsopname het gehele dynamische bereik wordt gebruikt
- standaardiseren
- Het woord normaliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "normaliseren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Roeland Termote 25 januari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Achtervoegsel -iseren in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %