nel
Uiterlijk
- nel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘troef’ voor het eerst aangetroffen in 1829 [1]
- afleiding uit het Spaans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nel | nellen |
verkleinwoord |
- de een na hoogste troefkaart
- troefnegen bij klaverjassen (de volgorde bij troef is: troefboer, troefnegen, troefaas, troefheer, troeftien, troefacht)
- Het woord nel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nel" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "nel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ nel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be