munster
Uiterlijk
- mun·ster
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘domkerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1153 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | munster | munsters |
verkleinwoord |
het munster o
- (religie) domkerk, kathedraal
- Een munster is de kerk waar een bisschop zetelt.
- kloosterkerk
- Een munster is een kerk horende bij een klooster.
- Het woord munster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "munster" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "munster" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be