mind
Uiterlijk
enkelvoud | meervoud |
---|---|
mind | minds |
mind
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to mind |
he/she/it | minds |
verleden tijd | minded |
voltooid deelwoord |
minded |
onvoltooid deelwoord |
minding |
gebiedende wijs | mind |
mind
- onovergankelijk alert/bedacht zijn, opletten, oppassen [1]
- onovergankelijk bezwaar hebben/maken
- overgankelijk acht slaan op, letten op
- overgankelijk denken aan, zorgen voor
- overgankelijk bezwaar hebben/maken tegen
- overgankelijk, (verouderd) herinneren aan