micro
Niet te verwarren met: micro- |
- mi·cro
- [zelfstandig naamwoord]
- (verkorting) van microfoon
- van Engels micro of (verkorting) van microcomputer
- (verkorting) van microgolfoven
- [bijvoeglijk naamwoord]
- (verkorting) van micro-economisch
- (verkorting) van microsociologisch of naar het voorbeeld van de voorgaande verkortingen gebruikt als verwijzing naar Oudgrieks μικρός "klein" [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | micro | micro's |
verkleinwoord | microotje | microotjes |
de micro m
- toestel om geluid om te zetten in elektrische signalen zodat het kan worden versterkt of opgeslagen
- (historisch) (informatica) benaming voor de eerste computers met centrale verwerkingseenheid op één chip
- magnetron, oven die voedsel met behulp van microgolven verwarmt
stellend | |
---|---|
onverbogen | micro |
verbogen | (alleen predicaat) |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
- (economie) op de schaal van afzonderlijke bedrijven of huishoudens
- in het klein, op kleine schaal
- klein
- ▸ De vijf doelen waren: Flexibel worden – Micro Avonturen met de kinderen – Zuiniger leven – Een boek schrijven – Meer trails lopen.[2]
- Het woord micro staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "micro" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ micro op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Verkorting in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Historisch in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Predicaatswoord in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Economie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %