membraan
Uiterlijk
- mem·braan
- In de betekenis van ‘vlies om een orgaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1568.[1]
- Leenwoord uit Frans membrane, ontleend aan Latijn membrāna ‘dunne huid, vlies, perkament’.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | membraan | membranen |
verkleinwoord | membraantje | membraantjes |
het membraan o
- een dun vlies dat een afscheiding vormt
- (biologie) een dun vlies van met name fosfolipiden en eiwitten dat een cel in staat stelt één of meerdere interne milieus te creëren
- een trillend plaatje in een luidspreker
- membraanevenwicht, membraanfilter, membraangebonden, membraanmanometer, membraanpomp, membraanpotentiaal, membraneus, membranofoon
2. een omhulsel van de cel bestaande uit fosfolipiden en eiwitten
- Het woord membraan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "membraan" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "membraan" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ membraan op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be