matrimoniaal
Uiterlijk
- ma·tri·mo·ni·aal
- uit het Latijn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | matrimoniaal | matrimonialer | matrimoniaalst |
verbogen | matrimoniale | matrimonialere | matrimoniaalste |
partitief | matrimoniaals | matrimonialers | - |
matrimoniaal [1]
- betrekking hebbend op het huwelijk
- Het woord matrimoniaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "matrimoniaal" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be