loopstoel
Uiterlijk
- loop·stoel
- samenstelling van loop en stoel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loopstoel | loopstoelen |
verkleinwoord | loopstoeltje | loopstoeltjes |
de loopstoel m
- een stoel op wieltjes waardoor men zich zittend kan voortbewegen vooral in gebruik bij baby's die nog niet kunnen lopen en ouderen die niet meer kunnen lopen
- Kirrend van plezier zat het baby'tje in het loopstoeltje.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord loopstoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.