leeftijdsopbouw
Uiterlijk
- leef·tijds·op·bouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leeftijdsopbouw | |
verkleinwoord |
de leeftijdsopbouw m
- samenstelling van een groep ingedeeld naar ouderdom van de leden van die groep
- ▸ Hoe ongunstig de regels precies uitpakken, verschilt per pensioenfonds en hangt af van de leeftijdsopbouw van de deelnemers aan een fonds.[1]
- ▸ De vergrijzing in de samenleving is ook merkbaar in de leeftijdsopbouw van de verdachten. In de categorie van 45 tot en met 64 jaar is vorig jaar een stijging te zien geweest van 14,7 procent. In de groep van 65 jaar en ouder was de toename 13,3 procent.[2]
- Het woord leeftijdsopbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “"Nieuwe pensioenregels te streng"” (Donderdag 25 september 2014, 21:38), NOS
- ↑ Weblink bron “Stijging misdrijfzaken in 2011” (Dinsdag 15 mei 2012, 10:58), NOS