lapzalf
Uiterlijk
- lap·zalf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lapzalf | lapzalven |
verkleinwoord | lapzalfje | lapzalfjes |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
- middeltje dat een kwaal moet verzachten door het op de huid te smeren, maar waarvan de geneeskrachtige werking wordt betwijfeld
- Maar oma zette een gezicht op, als vond ze het allemaal maar lapzalf. [2]
vervoeging van |
---|
lapzalven |
lapzalf
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lapzalven
- Ik lapzalf.
- gebiedende wijs van lapzalven
- Lapzalf!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lapzalven
- Lapzalf je?
- Het woord lapzalf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 of 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal