[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

kris

Uit WikiWoordenboek
de kris van Knaud
  • kris
  • Leenwoord uit het Javaans, in de betekenis van ‘langwerpig steekwapen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1596 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord kris krissen
verkleinwoord

de krisv / m [4]

  1. Indonesische, Maleisische of Filipijnse dolk met dubbele, vaak gegolfde kling waar mystieke krachten aan worden toegeschreven. De kris wordt dikwijls gedragen als teken van gezag of waardigheid.
    • De kris geldt als een van de heiligdommen (pusaka) van een familie, clan, dynastie of een koninkrijk. Deze krissen worden van vader op zoon doorgegeven. 
vervoeging van
krissen

kris

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krissen
    • Ik kris. 
  2. gebiedende wijs van krissen
    • Kris! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krissen
    • Kris je? 
71 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[5]