krenken/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van krenken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | krenken | te krenken | ||||||||
toekomend | zullen krenken | te zullen krenken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gekrenkt | te hebben gekrenkt | ||||||||
toekomend | gekrenkt zullen hebben | gekrenkt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
krenkend | gekrenkt | ev. krenk |
mv. verouderd krenkt |
krenke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | krenk | krenkt | krenkt | krenkt | krenkt | krenken | krenken | krenken | |||
verleden (o.v.t.) | krenkte | krenkte | krenkte | krenkte | krenkte | krenkten | krenkten | krenkten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal krenken | zult/zal krenken | zult/zal krenken | zult krenken | zal krenken | zullen krenken | zullen krenken | zullen krenken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou krenken | zou krenken | zou(dt) krenken | zoudt krenken | zou krenken | zouden krenken | zouden krenken | zouden krenken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gekrenkt | hebt gekrenkt | hebt/heeft gekrenkt | hebt gekrenkt | heeft gekrenkt | hebben gekrenkt | hebben gekrenkt | hebben gekrenkt | |||
verleden (v.v.t.) | had gekrenkt | had gekrenkt | had gekrenkt | hadt gekrenkt | had gekrenkt | hadden gekrenkt | hadden gekrenkt | hadden gekrenkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekrenkt hebben | zal/zult gekrenkt hebben | zult/zal gekrenkt hebben | zult gekrenkt hebben | zal gekrenkt hebben | zullen gekrenkt hebben | zullen gekrenkt hebben | zullen gekrenkt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekrenkt hebben | zou gekrenkt hebben | zou/zoudt gekrenkt hebben | zoudt gekrenkt hebben | zou gekrenkt hebben | zouden gekrenkt hebben | zouden gekrenkt hebben | zouden gekrenkt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gekrenkt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gekrenkt | er is gekrenkt | |||||||||
verleden | er werd gekrenkt | er was gekrenkt | |||||||||
toekomend | er zal gekrenkt worden | er zal gekrenkt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gekrenkt worden | er zou gekrenkt zijn | |||||||||
lijdende vorm gekrenkt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gekrenkt worden | gekrenkt te worden | ||||||||
toekomend | gekrenkt zullen worden | gekrenkt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gekrenkt zijn | gekrenkt te zijn | ||||||||
toekomend | gekrenkt zullen zijn | gekrenkt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gekrenkt | wordt gekrenkt | wordt gekrenkt | wordt gekrenkt | wordt gekrenkt | worden gekrenkt | worden gekrenkt | worden gekrenkt | |||
verleden (o.v.t.) | werd gekrenkt | werd gekrenkt | werd gekrenkt | werdt gekrenkt | werd gekrenkt | werden gekrenkt | werden gekrenkt | werden gekrenkt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gekrenkt worden | zult gekrenkt worden | zult gekrenkt worden | zult gekrenkt worden | zal gekrenkt worden | zullen gekrenkt worden | zullen gekrenkt worden | zullen gekrenkt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gekrenkt worden | zou gekrenkt worden | zou/zoudt gekrenkt worden | zoudt gekrenkt worden | zou gekrenkt worden | zouden gekrenkt worden | zouden gekrenkt worden | zouden gekrenkt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gekrenkt | bent gekrenkt | bent/is gekrenkt | zijt gekrenkt | is gekrenkt | zijn gekrenkt | zijn gekrenkt | zijn gekrenkt | |||
verleden (v.v.t.) | was gekrenkt | was gekrenkt | was gekrenkt | waart gekrenkt | was gekrenkt | waren gekrenkt | waren gekrenkt | waren gekrenkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekrenkt zijn | zult gekrenkt zijn | zult gekrenkt zijn | zult gekrenkt zijn | zal gekrenkt zijn | zullen gekrenkt zijn | zullen gekrenkt zijn | zullen gekrenkt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekrenkt zijn | zou gekrenkt zijn | zou/zoudt gekrenkt zijn | zoudt gekrenkt zijn | zou gekrenkt zijn | zouden gekrenkt zijn | zouden gekrenkt zijn | zouden gekrenkt zijn |