kniesoor
Uiterlijk
- knies·oor
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kniesoor | kniesoren |
verkleinwoord | - | - |
- iemand die voortdurend chagrijnig is
- Wie daarop let, is een kniesoor
- Het woord kniesoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kniesoor" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "kniesoor" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kniesoor op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be