kindskind
Uiterlijk
- kinds·kind
- samenstelling van kind en kind met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kindskind | kindskinderen |
verkleinwoord | kindskindje | kindskindertjes |
het kindskind o
- kind van je kind
- Zit je je zorgen over je kindskinderen te maken?
- Het woord kindskind staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.