kalmte
Uiterlijk
- kalm·te
- In de betekenis van ‘rust’ voor het eerst aangetroffen in 1602 [1]
- afgeleid van kalm met het achtervoegsel -te [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kalmte | kalmtes |
verkleinwoord |
de kalmte v
- rust, stilte, koelbloedigheid, gemoedsrust
1.
- Het woord kalmte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kalmte" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "kalmte" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kalmte op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be