inleiden
Uiterlijk
- in·lei·den
- samenstelling van in bw en leiden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inleiden |
leidde in |
ingeleid |
zwak -d | volledig |
inleiden
- overgankelijk (medisch) kunstmatig op gang brengen b.v. bij een bevalling
- De artsen besloten in te leiden omdat de bevalling te lang uitbleef.
- overgankelijk een begin maken aan een verhaal, boek of andere publicatie of presentatie
- Het boek werd ingeleid met een kort voorwoord van de hand van een beroemd auteur.
- overgankelijk naar binnen geleiden, invoeren, al of niet overdrachtelijk
- Zij was de eerste die hem in de Ambonse plantenwereld inleidde.
- Het woord inleiden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inleiden" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %