hozen
Uiterlijk
- ho·zen
- In de betekenis van ‘water scheppen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1588 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hozen |
hoosde |
gehoosd |
zwak -d | volledig |
hozen
- inergatief water uit een boot scheppen
- De boot lekt, dus er moet veel gehoosd worden.
- onpersoonlijk stortregenen, hevig regenen
- Het heeft vanmiddag gehoosd, ik ben er kletsnat van geworden!
1. water uit een boot scheppen
de hozen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord hoos
- Het woord hozen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hozen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "hozen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Onpersoonlijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 78 %