[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

houtzagerij

Uit WikiWoordenboek
Een Polygoonjournaal uit 1974 over stoomhoutzagerij Nawijn
  • hout·za·ge·rij
enkelvoud meervoud
naamwoord houtzagerij houtzagerijen
verkleinwoord houtzagerijtje houtzagerijtjes

de houtzagerijv

  1. (bedrijf) bedrijf waar men ruw rondhout verzaagt tot planken en balken
    • De prachtige met riet gedekte Saksische boerderijen en de ander rustieke gebouwen zijn voor het merendeel ook opengesteld voor bezoekers en bieden dan vooral 'ambachtelijke bedrijvigheid van honderd jaar geleden', zoals de vvv van Orvelte het uitdrukt. Een klompenmakerij dus, een smederij en een houtzagerij, maar ook een grutterswinkeltje en veel ateliers en galerieën met kunstnijverheid. [2] 
    • O, je op die stroomversnelling te laten meevoeren is als schrijven, je wordt van het ene punt naar het andere gesleurd door krachten die je zelf niet kunt sturen, maar wat je onderweg beleeft, is iets van jou alleen, want ik kan me met geen mogelijkheid voorstellen dat de andere kinderen hetzelfde zagen en voelden als hij, en die avonden, met de ondergaande zon, de nog steeds warme rotsen, maar snel afkoelende lucht, waarin grote zwermen insecten in lichtkegels hingen en het dreunen van de watermassa's en geroep van de jongens en meisjes weerklonken, dat alles onder die als het ware verlichte boomtoppen met daarachter een ouderwetse grindweg naar een landgoed, waarschijnlijk uit de negentiende eeuw, dat bij de houtzagerij aan de stroomversnelling hoorde, en met dáár weer achter de in het zonlicht gloeiende beboste bergkammen waarboven de lucht langzamerhand donker kleurde om ergens tegen middernacht open te breken voor het licht van de weinige sterren die sterk genoeg waren om door de lichte zomernacht heen te dringen, dié avonden, met aan de overkant van de rivier weer andere bergen, onderaan donker en in de schaduw liggend en bovenaan oranje opgloeiend alsof ze in brand stonden, en met een andere weg, geasfalteerd en drukker, waarlangs de kinderen die daar woonden door bochten en landerijen fietsten of de brommer namen om elkaar op te zoeken, maar als hun dit allemaal in herinnering was gebleven, was dat beslist heel anders dan voor hem, die veertien- of vijftienjarige die niets fijner vond dan dit, zich hier te bevinden, in deze ruimte die weergalmde van het gedreun van de watermassa's en het geroep van kinderen, in het licht van de zon of in het duister van de schaduw, zo wonderlijk verlokkend dat alleen de gedachte eraan vreugde in hem oproept, zelfs nu nog, achtentwintig jaar later. [3]  
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Zaal, Rik
    Heel Nederland Drente 2009 ISBN 978-90-295-7200-2 pagina 437
  3. Knausgard, Karl Ove
    Vrouw 2015 ISBN 978-90-445-3227-2 pagina 222