[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

habban

Uit WikiWoordenboek
  • IPA: /ˈhɑbːɑn/

habban

  1. hebben, bezitten
    «Ic hæbbe geweald micel.»
    Ik heb veel macht.
  2. (hulpwerkwoord) hebben
    «Ðas þing we habbaþ be him gewritene.»
    Deze dingen hebben we over hem geschreven.