gepland
Uiterlijk
- ge·pland
vervoeging van: | plannen… |
verbogen vorm: | geplande |
gepland
- voltooid deelwoord van plannen
- vormt de voltooide tijden
- De oppositie had een grote protestdemonstratie gepland, maar zei die om veiligheidsredenen te hebben afgelast.
- ▸ Het was Jetfighter, een vrouw vol rauwe energie, met een sterke behoefte om vrij te zijn. Ze leerde me flexibel te zijn en mee te bewegen met wat er op mijn pad kwam. Het komt altijd goed. Aanvaarden dat dingen niet altijd gaan zoals je gepland hebt, en dat je flexibel moet zijn in het heden om vrij te zijn.[1]
- vormt de lijdende vorm
- Het krijgen van kinderen wordt steeds meer gepland.
- als naamwoordelijk deel van het gezegde gebruikt
- De afspraak is voor volgende week gepland.
- ▸ ‘Ik ben op weg naar een huisje op een vakantiepark in Venlo, een weekendje weg met ons gezin, mijn ouders en mijn zus. Dat doen wij een keer per jaar, en dit was al een half jaar van tevoren gepland.[2]
- attributief gebruikt
- Mijn belangrijkste taak is de registratie van geplande en acute opnamen.
- ▸ De gitaren kwamen al snel tevoorschijn, het kampvuur werd aangestoken en van mijn geplande 40 kilometer is die dag weinig terechtgekomen.[1]
- Het woord gepland staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ 1,0 1,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron Charlotte Huisman“Wie neemt er nog de trein op een stil Utrecht Centraal?” (13 maart 2020), de Volkskrant