gelijk
Uiterlijk
- ge·lijk
- In de betekenis van ‘overeenkomend’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- Van Germaans *galikaz, vanwaar ook Gotisch 𐌲𐌰𐌻𐌴𐌹𐌺𐍃 (galeiks), Angelsaksisch ġelīc, Oudhoogduits gilīh
- Naamwoord van handeling van lijken met het voorvoegsel ge-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gelijk | - |
verkleinwoord | - | - |
het gelijk o
- gelijk hebben
een gedachte hebben die overeenkomt met de werkelijkheid
- • Die 18-jarige Goldie had helemaal gelijk, waarom kon ik niet gewoon van het moment genieten? [2]
menschen van eene soort hebben dezelfde eigenschappen of rechten; ook bij het verdeelen van iets: menschen met gelijke rechten maken aanspraak op gelijke deelen.
gelijk hebben
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gelijk | gelijker | gelijkst |
verbogen | gelijke | gelijkere | gelijkste |
partitief | gelijks | gelijkers | - |
gelijk
- met elkaar overeenstemmend
- Gelijke monniken, gelijke kappen.
|
1. met elkaar overeenstemmend
gelijk
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
- gelijkstaan: de wedstrijd stond gelijk.
- gelijk zijn aan
gelijk zijn aan
|
vervoeging van |
---|
gelijken |
gelijk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelijken
- Ik gelijk.
- gebiedende wijs van gelijken
- Gelijk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelijken
- Gelijk je?
- Het woord gelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gelijk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "gelijk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑ Weblink bron F.A. Stoett“Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden.”, vierde druk (1923-1925), W.J. Thieme & Cie, Zutphen, p. 43 op dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel ge- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Bijwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %