gebak
Uiterlijk
- ge·bak
- In de betekenis van ‘taart’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
- Naamwoord van handeling van bakken ww met het voorvoegsel ge-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gebak | - |
verkleinwoord | gebakje | gebakjes |
het gebak o
1. meestal zoet, gebakken voedsel specifiek gemaakt om van te genieten
- Het woord gebak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gebak" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "gebak" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel ge- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Voeding in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %