frenesie
Uiterlijk
- fre·ne·sie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bezetenheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
- afgeleid van het Franse frénésie (met het achtervoegsel -ie) [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | frenesie | - |
verkleinwoord | - | - |
- Het woord frenesie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "frenesie" herkend door:
17 % | van de Nederlanders; |
40 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "frenesie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ frenesie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be