duch
Uiterlijk
Niet te verwarren met: dúch |
- duch
- Afgeleid van het Proto-Slavische *duchъ
- geest; een onsubstantieel wezen
- «Wierzysz w duchy?»
- Geloof je in geesten?
- «Wierzysz w duchy?»
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /dux/
- duch
- Afgeleid van het Proto-Slavische *duchъ
- geest; een onsubstantieel wezen
- geest, gedachten
- geest, talent
- geest; essentie, natuur
- (religie) geest; een van de drie delen van de mens, naast ziel en lichaam
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /dʊx/
- duch
- Afgeleid van het Proto-Slavische *duchъ
- geest; een onsubstantieel wezen
- «Věříš na duchy?»
- Geloof je in geesten?
- «Věříš na duchy?»
- geest; personen met een bepaalde attitude
- «Byl vůdčím duchem celé akce.»
- Hij was de leidende geest van het hele evenement.
- «Byl vůdčím duchem celé akce.»
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
nominatief | duch | duchové | |
genitief | ducha | duchů | |
datief | korte vorm | duchu | duchům |
lange vorm | duchovi | ||
accusatief | ducha | duchy | |
vocatief | duchu | duchové | |
locatief | korte vorm | duchu | duších / duchách |
lange vorm | duchovi | ||
instrumentalis | duchem | duchy |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- geest, gedachten
- «Už je zase duchem nepřítomen.»
- Hij is met zijn gedachten weer niet hier.
- «Už je zase duchem nepřítomen.»
- geest, talent
- «Měl výborného obchodního ducha.»
- Hij had een uitstekende handelsgeest.
- «Měl výborného obchodního ducha.»
- geest; essentie, natuur
- «V umění se odráží duch doby.»
- In de kunst wordt de geest van de tijd gereflecteerd.
- «V umění se odráží duch doby.»
- (religie) geest; een van de drie delen van de mens, naast ziel en lichaam
- (meestal in meervoud) wind, windje
- «Cítíš to taky? Někdo tady pouští duchy.»
- Ruik je dat hier? Iemand laat hier windjes.
- «Cítíš to taky? Někdo tady pouští duchy.»
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | duch | duchy |
genitief | ducha | duchů |
datief | duchu | duchům |
accusatief | duch / ducha | duchy |
vocatief | duchu | duchy |
locatief | duchu | duších / duchách |
instrumentalis | duchem | duchy |
- duše v, mysl monbezield, myšlení o
- nadání o, důvtip monbezield
- povaha v, ráz monbezield
- —
- prd monbezield
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch / Duits)
Categorieën:
- Woorden in het Pools
- Woorden in het Pools met IPA-weergave
- Woorden in het Pools met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Pools
- Woorden in het Slowaaks
- Woorden in het Slowaaks met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Slowaaks
- Religie in het Slowaaks
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Bezield mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Religie in het Tsjechisch
- Onbezield mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch