dreigend
Uiterlijk
- drei·gend
vervoeging van: | dreigen |
verbogen vorm: | dreigende |
dreigend
- onvoltooid deelwoord van dreigen
- attributief gebruikt
- Door de met politie-ingrijpen dreigende brieven liep de spanning verder op.
- bijwoordelijk gebruikt
- Dreigend met een groot mes liep hij op mij af.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | dreigend | dreigender | dreigendst |
verbogen | dreigende | dreigendere | dreigendste |
partitief | dreigends | dreigenders | - |
dreigend
- angst oproepend voor iets dat gaat gebeuren
- De dreigende houding van de man maakte iedereen bang.
- op het punt staan te gebeuren (van iets naars)
- Er is een dreigend tekort aan leraren.
- Hij waarschuwt voor een dreigend financieel debacle met de bouwplannen.
- Het woord dreigend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dreigend" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Onvoltooid deelwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %