draler
Uiterlijk
- dra·ler
- Naamwoord van handeling van dralen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | draler | dralers |
verkleinwoord |
de draler m
- iemand die twijfelt en treuzelt
- „Vrijdag. Nestelen is vestigen. Nestelaar is hij/zij die neerzit, ergens op broedt. Maar ook niets doet, draler, aarzelaar. (..) [2]
- Het woord draler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "draler" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 19 mei 2008
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be