dojo
Uiterlijk
- do·jo
- Leenwoord uit het Japans, in de betekenis van ‘judoschool’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dojo | dojo's |
verkleinwoord | dojootje | dojootjes |
de dojo m
- (sport) een zaal waarin men oefent in Japanse zelfverdedigingskunsten of vechtsporten zoals jiujitsu, judo, karate en aikido of waarin zazen beoefend wordt
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord dojo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.