dijkpaal
Uiterlijk
- dijk·paal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dijkpaal | dijkpalen |
verkleinwoord | dijkpaaltje | dijkpaaltjes |
de dijkpaal m
- zware paal zoals men in rijen voor een dijk plaatst om de golfslag te breken
- genummerde paal langs een dijk geplaatst voor de plaatsbepaling
- Het woord 'dijkpaal' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.