brunch
Uiterlijk
- brunch
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘maaltijd’ voor het eerst aangetroffen in 1957 [1]
- Leenwoord uit het Engels, portmanteau van breakfast en lunch.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brunch | brunches (brunchen) |
verkleinwoord | brunchje | brunchjes |
de brunch m
- maaltijd in de late ochtend of middag die tegelijk als ontbijt en als lunch dienst doet
- Voor de brunch graag telefonisch reserveren.
- Laten we van dit late ontbijt maar een brunch maken.
vervoeging van |
---|
brunchen |
brunch
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brunchen
- Ik brunch.
- gebiedende wijs van brunchen
- Brunch!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brunchen
- Brunch je?
- Het woord brunch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "brunch" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "brunch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be