betrouwbaarheid
Uiterlijk
- be·trouw·baar·heid
- afgeleid van betrouwbaar met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | betrouwbaarheid | |
verkleinwoord |
de betrouwbaarheid v
- de mate waarin met iets of iemand kan en mag vertrouwen
- De betrouwbaarheid van informatie systemen wordt vooral bepaald door de mensen die er mee werken en de software die gebruikt is
- eerlijkheid
- De betrouwbaarheid van de wethouder was verdwenen toen bleek dat hij gelogen had over zijn verleden.
1.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord betrouwbaarheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.