bammetje
Uiterlijk
- bam·me·tje
- (verkorting) van boterhammetje, ook op te vatten als bam zn (boterham) met het achtervoegsel -etje [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | (bam) * | (bammen) *) |
verkleinwoord | bammetje | bammetjes |
het bammetje o
- (informeel) sneetje brood, meestal met beleg
- Ze zitten hier, op hun koelbox met bammetjes en een thermosfles koffie, omdat het nu eenmaal half tien is. Waar ze ook werken, voor de drie bouwvakkers van De Jong Afbouw uit Bergambacht is het om half tien schafttijd. Altijd. [2]
- Zou zo'n commercieel directeur ook boven zijn bammetje vlokken aan zijn vrouw vragen of er nog wat uit te rollen valt? Zou hij zijn kind proberen te motiveren zijn outside in-blik wat meer te ontwikkelen? Of zouden diezelfde kinderen net als de mijne voortdurend met hun pikkies in de hand zitten om hun mind te setten naar groei? [3]
- Het verkleinwoord is de gangbare vorm.
- Het woord bammetje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ bammetje op website: Etymologiebank.nl
- ↑ de Tubantia Jeroen Schmale 10-01-18 Mini-Prinsjesdag, een goed bewaard koninklijk geheim
- ↑ Het Parool Roos Schkujjer 10 september 2016 'Ik heb de grootste', dat is taal die iedereen begrijpt
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Verkorting in het Nederlands
- Achtervoegsel -etje in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Informeel in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal