balie

Nederlands

De balie [1] van een postkantoor

Uitspraak

• Geluid:  balie    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ba·lie

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘toonbank, rechtbank’ voor het eerst aangetroffen in 1290

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	balie	balies
verkleinwoord	balietje	balietjes

Zelfstandig naamwoord

de balie v

1. langgerekte bank van waarachter men klanten bedient

   • We kunnen nog wel iemand aan de balie gebruiken. 

   ▸ Bij de balie van het hotel stond een kleine roze leenfiets waarop ik tevreden richting het winkelcentrum fietste.

2. (juridisch) een beroepsvereniging van advocaten
3. (bouwkunde) balustrade, hekwerk, leuning

   • De balies van de brug zijn samengesteld uit giet- en smeedijzer. 

Hyponiemen

   

buurtbalie conciërgebalie gemaksbalie incheckbalie infobalie informatiebalie instapbalie onthaalbalie ontvangstbalie receptiebalie servicebalie springbalie ticketbalie transferbalie uitleenbalie versebalie zelfzorgbalie

Afgeleide begrippen

   

Balisch balie-employé baliebediende baliefunctie baliehuwelijk baliekluiver baliemand baliemedewerker baliemedewerkster baliemolen baliepersoneel balieteef balietoeslag baliewelsprekendheid baliezolder

Vertalingen

    1. langgerekte bank van waarachter men klanten bedient   

Turks: vezne (tr) Duits: Schalter (de) m

Portugees: balcão (pt) m Spaans: mostrador (es) m

Gangbaarheid

• Het woord balie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "balie" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.