baksjisj
Uiterlijk
- bak·sjisj
- Leenwoord uit het Turks, in de betekenis van ‘fooi’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1886 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baksjisj | baksjisjen |
verkleinwoord | baksjisje | baksjisjes |
het baksjisj o
- Het woord baksjisj staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "baksjisj" herkend door:
17 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "baksjisj" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ baksjisj op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be